Nog een kleine 500 kilometer rijden en dan gaan we over de 10.000 gereden kilometers vanaf Nederland heen! Dat blijkt ver genoeg weg van huis om eindelijk gegarandeerd elke dag mooi weer te hebben. Na ons vorige blogbericht moesten we nog een paar dagen geduld hebben, maar inmiddels is het elke dag zonnig en minimaal 30 graden! Zo’n feest was het echter nog niet toen we uit Atiraw vertrokken; nog een paar dagen regen en bewolking moesten we doorstaan.
Vanuit Atiraw vertrokken we richting Aralsk. We hadden gelezen dat de weg tussen Atiraw en Aktobe van slechte kwaliteit was, maar het betreffende stuk van 250 kilometer had op de meeste plekken meer weg van de maan dan van wat in onze definitie van een weg past. Modderspoor na wasbord na pothole gelardeerd met een toefje asfalt hier en daar viel ons ten deel en liet ook zo z’n sporen na op de motoren. Een aantal schroeven trilden los en kofferrekken bogen krom na enkele milde valpartijen. Gelukkig zijn werkplaatsen in deze landen nooit ver weg en spotgoedkoop. Nieuwe bouten en moeren hebben ze overigens nog nooit van gehoord, alleen een bak met verroeste Lada-onderdelen was voorradig. Wat voor het vastschroeven van een voorspatbord overigens prima werkt.
Ons plan was om een stuk van de weg naar Aktobe te volgen en op een gegeven moment af te slaan en over een b-weg richting Aralsk te rijden. Na het zojuist beschreven stuk weg en wat informatie over wegcondities te hebben gekregen van lokale truckers leek de langere weg via Aktobe toch een beter plan. Aktobe is overigens alles wat je na het zien van Borat niet verwacht in Kazachstan; een moderne stad met grote winkelcentra, horeca en goede wegen. In Aktobe leerden we ook dat Kazachen de film Borat niet leuk vinden en dat de president zijn inwoners heeft verboden deze film te kijken. En dat terwijl dat juist de voorbereiding was op onze dagen in Kazachstan!
Kazachen blijken onwijs vriendelijke en behulpzame mensen te zijn ondervonden we in Aktobe. De motor van Bram kampte met een kapotte spanningsregelaar en deze wilden we in Aktobe vervangen. Dat bleek nog niet zo eenvoudig omdat een aanbod van nieuwe Kawasaki onderdelen niet bestaat. Aleksi, een lokale motorrijder met een kleine werkplaats heeft ons geholpen en na een dag bellen, rondrijden en andere spanningsregelaars uitproberen vonden we toch de goede. Saillant detail, we konden geen woord met de beste man wisselen. Dit leidde tot maar liefst 5 verschillende tolken over de loop van de dag. Arbeidsloon voor Aleksi; nul euro. Hij wilde niets aannemen. We betaalden alleen z’n avondeten, en dat van de laatste tolk. Dit alles uiteraard onder het genot van een goede pul bier.
Vanuit Aktobe reden we naar Aralsk, een dorp vlakbij het dankzij irrigatieprojecten van de Sovjets opgedroogde Aralmeer. Een geniale asfaltweg die qua kwaliteit niet onder doet voor de A2. Precies wat we nodig hadden! Vanuit Aralsk reden we een prachtige offroad route van 40 kilometer naar het opgedroogde meer waar in een voormalige baai nog wat scheepsresten liggen. Het meeste hiervan is door de lokale bevolking inmiddels hergebruikt, maar er liggen nog twee min of meer intact zijnde scheepswrakken. Bijzonder gezicht.
Hierna reden we door naar Simkent, een stad helemaal in het zuiden van Kazachstan. Ook hier wilden we helemaal niet stoppen, maar helaas moesten we hier op zoek naar een nieuwe helm voor Gerwin. Ergens net voor Simkent, bij een tankstation, is zijn helm op de grond gevallen en beschadigd. Gelukkig hadden we van Aleksi een telefoonnummer gekregen van een vriend van hem in Simkent. Deze beste man bleek rechter bij het hooggerechtshof en was voor zijn werk in een andere stad, maar zou weer een andere vriend vragen ons te helpen. Toen we aangaven in ons hotel aangekomen te zijn werden we hier met een Porsche Cayenne opgehaald en naar een aantal vage zaken gebracht die goedkope Chinese helmen verkochten zonder enige vorm van keurmerk. Gelukkig namen ze ons uiteindelijk ook mee naar een winkel waar nog drie helmen stonden met Europees keurmerk, waarvan er maar een aangeschaft moest worden. Daarna gingen we uiteraard weer uit eten en haakte er een hoop lokale motorrijders aan. Wat is motorrijden toch een heerlijke manier van reizen!
Onze volgende bestemming was Samarkand. Een stad die een belangrijk knooppunt vormde op de oude zijderoute en waar nog een aantal schitterende bouwwerken uit vroeger tijden te bewonderen zijn. Bouwwerken die na heftige schade van aardbevingen (niet zeuren Groningen), door de Sovjets zijn hersteld, dat dan weer wel. Naast het bezichtigen van deze gebouwen hebben we het grootste gedeelte van onze tijd in Samarkand besteed aan het verkrijgen van lokaal geld. We werden van bank naar bank gestuurd en konden uiteindelijk na strikte registratie door de politiestaat dollars pinnen die we op de zwarte markt konden wisselen. De honden van een geldwisselaars probeerden ons uiteraard te naaien, maar zonder succes. Prutsers.
We hebben nog nooit een land gezien waar zoveel politie op straat is als Oezbekistan. Deze agenten houden willekeurig mensen aan en zo ook ons. Ze vragen dan om paspoort, een praatje of in ons geval soms om simpelweg het gas even open te draaien en hard weg te accelereren. Aardige lui. Ook waren er af en toe checkpoints waar we ons dienden te registreren. De meeste agenten hier hebben het licht niet uitgevonden en Marco werd op een gegeven moment geregistreerd als “Sin Ordi”, twee woorden die op zijn Azerbaijan visum stonden en weinig met personalia te maken hebben.
We bevinden ons nog steeds in landen waar rare dingen gebeuren; internetcafés zonder internet, benzinestations zonder benzine, cafés zonder bier en pinautomaten zonder geld; het kan hier allemaal!
Inmiddels zijn we in Dushanbe, nadat we eergisteren de Oezbeekse-Tadjikse grens zijn overgestoken. Dat heeft ons maar liefst 5 uur gekost wegens bagagecontrole, stempels verzamelen en anderhalf uur wachten op een motor import document terwijl de douanebeambten X-men aan het kijken waren.. Om ze terug te pakken hebben wij de sleutel van de toegangsdeur tot het douanegebouw meegenomen als souvenir. Gelukkig gaan we morgen op naar het Pamir-gebergte waarover ons verteld is dat superlatieven te kort schieten om de schoonheid te beschrijven. We hebben er zin in!