Daar waar ons vorige blog eindigde met te melden dat we er nog steeds niet in geslaagd waren om uit de regen te komen, kunnen we daar dit blogbericht mee beginnen. We hebben inmiddels 5700 kilometer gereden en zijn nog steeds op de vlucht voor de regen. Dat is ook de reden dat we vandaag een extra dag in Atiraw hebben ingelast (overigens een stad die we niet zouden aanraden als je geen last hebt van overmatige regenval).
Na ons vertrek uit Batumi zijn we naar Gori gereden, de geboorteplaats van Stalin. Gek genoeg zijn ze daar erg trots op. Er is een Stalin-museum waar men uitgebreid de poëzie die hij geschreven heeft, zijn overwinningen in WOII en de verjaardagscadeaus voor zijn zeventigste verjaardag tentoonstelt, maar aandacht voor de miljoenen mensen die zijn omgekomen onder zijn bewind is er nauwelijks. Een klein kamertje los van de rest van de expositie, zonder verdere toelichting is alles wat er is. De plaatselijke gids vindt kritische vragen hierover ook niet leuk, zo ondervond Bram.
In Gori verbleven we in het goedkoopste onderkomen dat we konden vinden, wat gerund werd door een gepensioneerde vrouw. Omdat Marco nog niet helemaal hersteld was bleven we hier wat langer waardoor Tamari (de gastvrouw) de kans kreeg om zich als Georgische moeder over hem te ontfermen. En met resultaat; Marco is er weer bovenop!
Vanuit Gori zijn we naar de Russische grens gereden, alwaar we een kleine twee uur bezig zijn geweest om het land in te komen. Aanvankelijk leek alles soepel te gaan (we mochten alle wachtende auto’s inhalen van de man die de rijen opstelde), maar toen we ons paspoort niet terug kregen bij het douanehokje begon het lange wachten. Uiteindelijk werden we meegenomen naar een apart kamertje in het grensgebouw alwaar ons middels Google Translate om een aantal gegevens werd gevraagd die we pas drie keer eerder hadden opgegeven. Deze werden met uiterste precisie met de hand in een groot boek geschreven, waarvan we vermoeden dat nooit iemand er meer naar zal kijken.
In Rusland zijn we met een omweg om Tsjetsjenië heen naar Astrakhan gereden, alwaar we onze motoren van nieuwe olie wilden voorzien. Na eigenlijk verbazingwekkend weinig moeite vonden we deze. De mevrouw achter de kassa sprak geen Engels maar knoopte met behulp van Google Translate toch een gesprek met ons aan. Op dat moment zaten we ook aan de telefoon met haar baas om het over de prijs te hebben. Via Google Translate vertelde de vrouw ons “ask for discount”, wat we toen met succes gedaan hebben. Haar baas bleek echter ook een zeer geschikte man, want nadat we naar zijn filiaal waren gereden kregen we een extra liter olie voor onderweg en het arbeidsloon gratis; “gift from Russia”. Top land!
Hierna zijn we Kazachstan in gereden. Vanaf hier is alles echt compleet onbekend en vreemd. Wegen zijn slecht, door de regen staan veel straten blank en ligt overal modder en toen we in verband met regen een hotel zochten bleek het enige hotel vol waardoor we noodgedwongen hebben gekampeerd in de regen. We mochten wel schuilen voor de moeder alle buien in het huis van een tankstation beambte. Dat was erg aardig!
We zijn nu ook in de landen gekomen waar we elke dag wel iets geks meemaken. Een kleine greep; tapbier inruilen voor flesbier omdat het bedorven smaakt en er dan achter komen dat de fles over datum is. Om 02.00 in de lift staan met Russen die je tijdens het tanden poetsen uit je kamer komen ophalen omdat ze vodka met je willen drinken. Diezelfde Russen zaten de volgende ochtend om 11.00 weer aan het bier. Ook in Rusland; iemand vraagt vanuit z’n auto of ie je kan helpen en draait zijn raam weer dicht als blijkt dat je geen Russisch spreekt.
Kazachstan spant tot dusver echter de kroon. Bij de grens kregen we een papiertje waarop stond dat toeristen zich binnen vijf dagen na aankomst in het land dienen te registreren. Hier hadden we over gelezen en dit schijnt aan de grens ook te kunnen. Bij ons echter niet dus moesten we naar de migratie-politie in Atiraw. Hier aangekomen werd ons verteld dat we terug moesten naar de grens omdat het wettelijk verplicht zou zijn ons daar te registreren. Niet registreren zou leiden tot een rechtszaak. Wat ook bleek te kunnen is een brief halen in een hotel waarop staat dat je daar slaapt en dan zou de migratie-politie ons wel willen registreren. Na met wat pijn en moeite de betreffende brief gehaald te hebben in een hotel gingen we met gierende banden terug naar de migratie-politie. Daar bleken we nog een formulier in het cyrillisch in te moeten vullen en een kopie van ons paspoort nodig te hebben. De medewerkers leken ons ook zat en maakten dus zelf maar de kopie en er werd iemand uit het wachtende publiek die Engels sprak aan het werk gezet om de formulieren voor ons in te vullen. En zo hadden we na een middag ploeteren toch ons felbegeerde blauwe registratie-stempeltje! Welkom in de Sovjet!
Morgen vertrekken we op tijd om een lange dag te rijden en volgens de verwachtingen eindelijk uit de regen te komen. Hiervoor moeten we ongeveer 500 kilometer rijden, wat in Kazachstan nogal wat tijd kost…